Verhoging AOW-pensioenleeftijd
Verhoging AOW-pensioenleeftijd
De rechtbank heeft bepaald dat de verhoging van de AOW-pensioenleeftijd met één maand niet in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol EVRM. De wetgever heeft de bevoegdheid om wetten te veranderen. De eisende partij heeft op 26 september 2012 een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser een AOW-pensioen toegekend vanaf 18 maart 2013. Dat is één maand na zijn 65ste verjaardag. Eiser heeft op 27 november 2012 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij geeft aan dat hij het niet eens is met de verhoging van de AOW-leeftijd met één maand.
Eiser heeft verweerder bij brief van 20 december 2012 verzocht om een ontvangstbevestiging van zijn bezwaarschrift, om informatie over de procedure en om een datum voor de hoorzitting. Bij brief van 21 januari 2013 heeft verweerder de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd. Daarbij is toegezegd dat verweerder voor 6 maart 2013 op het bezwaarschrift zal beslissen. Bij brief van 31 januari 2013 heeft eiser de gronden van bezwaar aangevuld. Verweerder heeft het bezwaar bij schrijven van 6 maart 2013 ongegrond verklaart.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd op relatief korte termijn is ingevoerd. Deze is immers vastgesteld op 12 juli 2012 en in werking getreden op 1 januari 2013. Daarbij komt dat eiser pas bij het primaire besluit van 23 oktober 2012 op de hoogte werd gebracht van de inwerkingtreding van deze wet per 1 januari 2013, terwijl hij verwachtte met ingang van 18 februari 2013 een AOW-pensioen te ontvangen.
Dat eiser geen maatregelen heeft kunnen nemen om deze wetswijziging nog op te vangen, wil de rechtbank dan ook aannemen. Aan eiser kan worden toegegeven dat in het recente en/of het verdere verleden andere politieke keuzes gemaakt hadden kunnen worden rond de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd dan is gedaan.
Beoordelingsruimte
Naar vaste rechtspraak van het EHRM heeft een staat echter ruime beoordelingsvrijheid bij het aanpassen van sociale zekerheidswetten als het gaat om algemene maatregelen van economische aard. Het is dan niet aan de rechter om te treden in die politieke keuzes zelf, maar slechts om te beoordelen of die keuzes in redelijkheid gemaakt kunnen of konden worden. Dat is het geval.
Bron: Rechtspraak.nl