Ontbinding huurovereenkomst door hennepplantage

Ontbinding huurovereenkomst door hennepplantage

HomeOntbinding huurovereenkomst door hennepplantage

Ontbinding huurovereenkomst door hennepplantage

De aanwezigheid van een hennepplantage in een huurwoning kan leiden tot de ontbinding van de huurovereenkomst, zoals blijkt uit een uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Limburg op 23 oktober 2013. In dit geval was de plantage, hoewel niet in werking, voldoende reden voor de rechter om te oordelen dat er sprake was van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Bovendien werd het handelen van de huurder als een schending van het goed huurderschap beschouwd, zoals bepaald in artikel 7:213 BW. Daarom was de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd.

Feiten die leidden tot ontbinding van de huurovereenkomst

Op 8 april 2012 trad de politie Limburg-Zuid binnen in de huurwoning van een huurder, omdat er een gerechtvaardigd vermoeden bestond dat hij een hennepplantage exploiteerde. Bij de doorzoeking troffen de agenten echter een niet in werking zijnde plantage aan. Ze vonden twaalf grote plantenpotten in de slaapkamer en de kelder. De potten waren gevuld met zwarte potgrond en witte plastic korrels. Ook ontdekten ze twee assimilatielampen, een koolstoffilter en een afzuiginstallatie. De politie nam deze items in beslag als bewijs. Deze ontdekking was cruciaal voor de ontbinding van de huurovereenkomst.

Vordering van de verhuurder wegens hennepplantage

Wonen Zuid, de verhuurder, vorderde bij de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst. Ze vroegen ook de huurder om de woning binnen drie dagen te ontruimen. Wonen Zuid stelde dat de huurder zich niet als een goed huurder had gedragen door de woning te gebruiken voor de exploitatie van een hennepplantage. Dit was in strijd met de bepalingen van de huurovereenkomst, die enkel bewoning van de woning toestond. De aanwezigheid van de plantage rechtvaardigde volgens de verhuurder de ontbinding van de huurovereenkomst.

Verweer van de huurder tegen de ontbinding van de huurovereenkomst

De huurder verweerde zich door te stellen dat de huurovereenkomst geen specifieke anti-drugs bepaling bevatte. De kantonrechter verwierp echter dit verweer. De rechter oordeelde dat de huurder zich, ongeacht de aanwezigheid van een dergelijke bepaling, volgens artikel 7:213 BW als een goed huurder had moeten gedragen. De aanwezigheid van de hennepplantage was in dit geval al voldoende reden voor de ontbinding van de huurovereenkomst, zelfs als de plantage niet operationeel was. Het handelen van de huurder was een ernstige schending van de huurovereenkomst en het goed huurderschap.

Juridische basis voor ontbinding van de huurovereenkomst

Artikel 6:265 lid 1 BW biedt een contractspartij de mogelijkheid om de overeenkomst te ontbinden bij een ernstige toerekenbare tekortkoming. In dit geval werd de aanwezigheid van de hennepplantage door de kantonrechter als een ernstige schending van de huurovereenkomst beschouwd. De rechter vond dat de huurovereenkomst op deze grond ontbonden moest worden, zelfs als de plantage niet in werking was.

Oordeel van de kantonrechter

De kantonrechter oordeelde uiteindelijk dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De aanwezigheid van de hennepplantage was een grove schending van zowel de huurovereenkomst als het goed huurderschap. De huurder werd veroordeeld om de woning binnen vier weken na betekening van het vonnis te verlaten en de sleutels van de woning terug te geven aan de verhuurder.