Onverschuldigde bemiddelingscourtage
Onverschuldigde bemiddelingscourtage
Op 16 januari 2014 heeft de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam bepaald dat de door een huurder betaalde bemiddelingscourtage onverschuldigd betaald is aan de betreffende makelaar, zowel op grond van het in art. 7:417 lid 4 BW bepaalde als wegens nietigheid van het bemiddelingscourtagebeding op grond van art. 7:264 lid 2 BW. De kantonrechter overweegt voor zijn uitspraak het volgende. Nu de makelaar de woning te huur heeft aangeboden door middel van plaatsing van een advertentie op de website van de makelaar, komt het er in feite op neer dat de verhuurder de woning te huur heeft aangeboden op de website van de makelaar en dat de verhuurder daarmee opdrachtgever dan wel lastgever van de makelaar is.
Op de vraag of de makelaar ook met de huurder een overeenkomst van opdracht of lastgeving heeft gesloten oordeelt de kantonrechter dat uit het reageren van de huurder op de advertentie op de website van de makelaar en de instemming van de huurder met het betalen van de bemiddelingscourtage dat de huurder de makelaar opdracht dan wel last heeft gegeven om voor hem een huurovereenkomst voor de woning te sluiten. Derhalve is er sprake van een lastgevingsovereenkomst in de zin van art. 7:414 lid 1 BW.
Verbod op het dienen van twee heren
Voorstaande in acht nemend is er naar het oordeel van de kantonrechter evident sprake van de in art. 7:417 lid 4 BW bedoelde situatie, namelijk het door de makelaar dienen van twee heren, waarbij het gaat om een rechtshandeling die strekt tot huur of verhuur van een onroerende zaak. Daarnaast staat vast dat huurder een persoon is als bedoeld in art. 7:408 lid 3 BW en dat de woning een zelfstandige woning in de zin van art. 7:234 BW is, zodat van het in art. 7:417 lid 4 BW bepaalde niet kan worden afgeweken.
Concluderend geeft de kantonrechter aan dat art. 7:417 lid 4 BW van toepassing is ten gevolge waarvan de makelaar aldus geen recht heeft op bemiddelingscourtage jegens de huurder. Bovendien heeft de makelaar ten opzichte van de huurder tevens een niet redelijk voordeel in de zin van art. 7:264 lid 2 BW bedongen, welk niet redelijk voordeel op grond van laatst genoemde dwingende wetsbepaling leidt tot nietigheid van het beding waarop de aan de huurder in rekening gebrachte bemiddelingscourtage is gebaseerd. Heeft u juridisch advies nodig? Neem dan contact op met Precise and Wise Juristen, zij kunnen u van scherp juridisch advies voorzien.
Bron: ECLI:NL:RBAMS:2014:283